Hannah Arendt en het begrip ‘Vrijheid”
Filosofie betekent letterlijk ‘liefde voor wijsheid’, maar misschien is het beter te spreken van een verlangen naar wijsheid. Dat verlangen komt niet alleen voort uit het schone of verhevene in de wereld. Juist de confrontatie met het gruwelijke – oorlog, onrecht, onderdrukking – doet ons zoeken naar inzicht. Inzicht in wat mensen beweegt, maar ook in hoe we méér kunnen zijn dan onderworpenen aan het lot.
Voor Hannah Arendt is het lot datgene wat ons overkomt. Vrijheid daarentegen ontstaat wanneer mensen denken en handelen om met dat lot om te gaan. Na de Tweede Wereldoorlog stelde zij de vraag: wat betekent vrijheid in een samenleving die net bevrijd is? Want bevrijding is slechts een begin; zonder actieve betrokkenheid en verantwoordelijkheid verdwijnt vrijheid even snel als ze kwam.
Arendt vatte het kernachtig samen: “Vrijheid bestaat in de ruimte tussen mensen; wat daar mag bestaan is vrij, wat wordt uitgesloten is onvrij.” Die ‘ruimte’ is voor haar het publieke domein: de plaats waar mensen elkaar ontmoeten, spreken en handelen als gelijken. Vrijheid is dus geen innerlijke toestand, maar een gezamenlijke praktijk.
In haar werk stelt Arendt steeds weer de vraag: ‘Wat maakt ons tot mens, en hoe kan dat menselijke ontsporen tot onmenselijkheid? Hoe voorkomen we dat de ruimte tussen mensen verdwijnt – en daarmee de vrijheid zelf?’
In deze lezing wil Petra Bolhuis laten zien dat Arendt’s pleidooi voor menselijke waardigheid als bron voor vrijheid ook na bijna 80 jaar krachtig overeind blijft. Meer nog: haar analyse van vrijheid als verantwoordelijkheid is, juist nu, verrassend actueel.